1) Je wil aan het kruispunt rechtdoor fietsen. Wat moet je doen?
Clear selection
2) Mag je in deze straat fietsen?
Clear selection
3) Wat kun je best doen?
Clear selection
4) Je nadert dit kruispunt en je wil links afslaan. Wat doe je?
Clear selection
5) Je wil met de fiets via het zebrapad oversteken. Wat kun je best doen? *
6) Wat beveelt de agent?
Clear selection
7) Je komt aangefietst en je ziet dit verkeersbord. Wat doe je?
Clear selection
8) Een brandweerwagen komt met sirenes en zwaailichten aangereden. Je wil oversteken. Wat doe je?
Clear selection
9) Je bent aan het fietsen en stuur een smsje. Mag dat?
Clear selection
10) Wie heeft voorrang?
Clear selection
11) Wie heeft voorrang?
Clear selection
12) Wat betekent dit verkeersbord?
Clear selection
13) In de bebouwde kom kom jij met je fiets op het fietspad aangereden. De bus geeft met zijn richtingaanwijzer aan dat hij zijn stopplaats wil verlaten. Wie heeft voorrang?
Clear selection
14) Het fietspad eindigt hier. Wat doe je?
Clear selection
15) Aan welke kant van de rijbaan moet ik fietsen?