Test uw kennis over het berekenen van letselschade!

JavaScript isn't enabled in your browser, so this file can't be opened. Enable and reload.

Om een schadeberekening goed te kunnen beoordelen, is het noodzakelijk om over rekenkundige basiskennis te beschikken. Test uw kennis hierover! In deze test krijgt u 10 meerkeuzevragen over het berekenen van letselschade. Na afloop ziet u direct uw score. U ontvangt als naslagwerk een kopie van de vragen en antwoorden in uw mail.

De test is gemaakt door Studiecentrum Kerckebosch en samengesteld door Erik-Jan Bakker, Senior Rekenkundig expert Personenschade bij De Bureaus.

De test is in 2023 gelanceerd, maar ook in 2024 nog steeds up-to-date.

Vraag 1. Inflatie. Welke stelling is correct?

1 point

A. Toekomstige schade wordt berekend op basis van het prijspeil op de kapitalisatiedatum.

B. Onder invloed van de inflatie wordt de gekapitaliseerde schade verlaagd.

C. Bij de berekening van toekomstige schade worden alle loonsverhogingen meegenomen, zowel die door loopbaanontwikkeling als die door inflatie.

D. Geen van de stellingen is correct.

Vraag 2. Fiscale schade. Welke stelling is correct?

1 point

A. De fiscale schade is automatisch opgenomen in de toegepaste rekenrente.

B. De fiscale schade is altijd een vast percentage van de totale schadevergoeding.

C. De fiscale schade zal hoger zijn als de meeste schade in de verre toekomst optreedt.

D. Alle stellingen zijn correct.

Vraag 3. Auto van de zaak. Welke stelling is correct?

1 point

A. Het verlies van een auto van de zaak resulteert niet automatisch in schade.

B. Schade als gevolg van het verlies van een auto van de zaak manifesteert zich bij het opnemen van vervoerskosten in de situatie met ongeval.

C. Schade door het verlies van de auto van de zaak komt voort uit de fiscale bijtelling op het salaris.

D. Geen enkele stelling is correct.

Vraag 4. Welke stelling is correct?

1 point

A. De kern van de letselschadeberekening is het netto besteedbaar inkomen.

B. Toeslagen (zoals zorgtoeslag, huurtoeslag en kindgebonden budget) kunnen de schadeberekening beïnvloeden.

C. De schadevergoeding heeft altijd invloed op de hoogte van de eigen bijdrage Wlz.

D. Alle stellingen zijn correct.

Vraag 5. Hoe kunnen variabele/onregelmatige looncomponenten (zoals overwerk en onregelmatigheidstoeslagen) worden opgenomen in de schadeberekening? *

1 point

B. Verzamel de salarisspecificaties van minstens een jaar voor het ongeval en bepaal op basis daarvan het gemiddelde.

C. Neem deze looncomponenten zoals vermeld op de meest recente salarisspecificatie als uitgangspunt.

D. Maak een globale inschatting van de mate waarin deze looncomponenten in een gegeven jaar voorkomen.

Vraag 6. Welke stelling is incorrect? *

1 point

A. De WGA-Hiaatverzekering vult het gat tussen de WGA-vervolguitkering en 70% van het verzekerde jaarloon.

B. De WGA-Hiaatverzekering vult het gat tussen de WGA-vervolguitkering en de IVA-uitkering.

C. De WIA-Excedentverzekering voorziet in een uitkering over het loon dat boven het maximumdagloon uitkomt.

D. De WIA-Bodemverzekering vergoedt bij minder dan 35% arbeidsongeschiktheid het verschil tussen het loon zonder en met arbeidsongeschiktheid.

Vraag 7. Welke stelling is incorrect: *

1 point

A. Een beschikbare premieregeling is een uitkeringsovereenkomst.

B. Bij een beschikbare premieregeling is de premie leeftijdsafhankelijk.

C. Een middelloonregeling baseert zich primair op de hoogte van de uitkering.

D. Alle genoemde stellingen zijn incorrect.

Vraag 8. Waarom sluit premievrije pensioenopbouw niet uit dat er toch pensioenschade kan ontstaan? *

1 point

A. Pensioenindexaties worden slechts tot de kapitalisatiedatum verwerkt vanwege inflatie.

B. Een WIA-uitkering wordt in mindering gebracht op de hoogte van premievrije pensioenopbouw.

C. De premievrije voortzetting is vaak minder dan 100% en is gebaseerd op het inkomen voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid. Toekomstige loonontwikkelingen worden niet meegenomen.

D. Fiscaal gezien is een pensioen opgebouwd via premievrije voortzetting minder voordelig dan een pensioen opgebouwd met premiebijdrage.

Vraag 9. Welke stelling is correct met betrekking tot de economische waarde van ondernemersarbeid (EWO)? *

1 point

A. EWO wordt berekend door de arbeidskosten van de bruto winst (omzet minus inkoop) af te trekken.

B. EWO toont de toegevoegde waarde van de ondernemer ten opzichte van ingekochte arbeid en goederen.

C. De EWO is een goede voorspeller van het financieel nadeel als gevolg van arbeidsongeschiktheid.

D. Alle genoemde stellingen zijn correct.

Vraag 10. Een berekening van verlies van arbeidsvermogen kan worden gecategoriseerd. Bij welke categorie is er een hoge mate van onzekerheid en complexiteit? *

1 point

A. Zonder arbeidsongeschiktheid was sprake van een lopend bedrijf. De arbeidsongeschiktheid is duurzaam en volledig.

B. Zonder arbeidsongeschiktheid was sprake van een startende onderneming. Er is sprake van gedeeltijke arbeidsongeschiktheid, met mogelijkheid tot re-integratie.

C. Zonder arbeidsongeschiktheid was sprake van een lopend bedrijf en er was sprake van groei. Er is sprake van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, met mogelijkheid tot re-integratie.

D. Zonder arbeidsongeschiktheid was sprake van een lopend bedrijf en er was sprake van krimp. De arbeidsongeschiktheid is duurzaam en volledig.

EINDE TEST. Wij sturen u per mail toelichting op de juiste antwoorden. Ook ontvangt u een kopie van de vragen en antwoorden. Op welk e-mailadres wilt u deze informatie ontvangen?

Graag sturen wij u max. 2x per week informatie over letselschade-gerelateerde bijeenkomsten.

Ja, ik ontvang graag max. 2x per week informatie over letselschade-gerelateerde bijeenkomsten

Submit

Clear form

Never submit passwords through Google Forms.

This content is neither created nor endorsed by Google. Report Abuse - Terms of Service - Privacy Policy

Forms