Ik kan de belangrijkste ontwikkelingen van het atoommodel beschrijven.
Ik kan het atoommodel van BOHR beschrijven.
Ik weet wat protonen p, neutronen n en elektronen e zijn en waar deze in het atoom zitten.
Ik kan de begrippen atoomnummer en massagetal toepassen, en hiermee het aantal p, n en e bepalen.
Ik kan beschrijven wat isotopen zijn en de notatie van isotopen toepassen.
Ik kan beschrijven waarop de indeling van het periodiek systeem berust.
Ik kan met behulp van het periodiek systeem van een element het aantal protonen, neutronen en elektronen bepalen.
Ik kan met behulp van het periodiek systeem de valentie-elektronen van een element aangeven.
Ik kan uitleggen wat groepen en perioden zijn en waar metalen en niet-metalen zitten in het periodiek systeem.
Ik kan de namen van groep 1, 2, 17 en 18 noemen.
Ik kan met Binas 25A de gemiddelde atoommassa van een element berekenen.
Ik kan de molecuulmassa met behulp van de atoommassa’s berekenen.
Ik kan van verschillende grootheden de symbolen en bijbehorende eenheden noemen (o.a. massa, volume, dichtheid).
Ik kan eenheden in elkaar omrekenen (o.a. g naar kg, dm3 naar mL) en ken de betekenis van gL-1 en kgm-3 (en dergelijke).
In weet wat significante cijfers zijn en wat het verschil is tussen meetwaarde en telwaarde.
Ik kan de rekenregels met betrekking tot significante cijfers toepassen.
Ik kan getallen omzetten in de wetenschappelijke notatie.
