Toelichting bij
de vragen A2
Concrete
voorbeelden van problemen bij duurzame-energieprojecten
A2a. Duurzame-warmteinstallatie versus gas-WKK
Een duurzaam warmteproject moet concurreren met een gasgestookte WKK. Gegeven de huidige clean spark spread kan de WKK zijn warmte tegen een zeer laag tarief leveren. Het duurzame warmteproject kan daar niet tegenop en wordt daarom (al dan niet tijdelijk) stilgelegd.
A2b. Duurzame-warmteinstallatie heeft hoge energie-inputprijzen (elektriciteit, biomassa)
Een duurzaam warmteproject moet veel meer betalen voor de energie-inputs. Denk aan elektriciteit bij geothermie en warmtepompen, of aan biomassa bij ketels en bio-WKKs. Daarvoor wordt in de SDE-subsidie niet voor gecorrigeerd, terwijl de subsidie wel wordt gecorrigeerd voor hogere inkomsten uit de verkoop van warmte (op basis van de hoge gasprijs).
A2c. Duurzame-productieinstallatie met vaste-prijscontract
Een duurzaam energieproject krijgt SDE-subsidie en draait al enige tijd. Het project heeft het prijsrisico op de verkoop van elektriciteit, warmte of groen gas gehedged via een vaste-prijs contract (PPA) met een afnemer. Met de huidige hoge energieprijzen stijgt het correctiebedrag in de SDE en daalt dus de subsidiegrondslag. Per saldo dalen dus de inkomsten; projecten met variabele kosten overwegen de installatie stil te leggen.
A2d. Duurzaam energieproject met SDE-beschikking komt niet tot financiering
Een duurzaam energieproject heeft een SDE-beschikking maar heeft nog geen FID genomen. Met de huidige hoge prijzen van grondstoffen en materialen is de kostprijs veel hoger dan aangenomen bij subsidie-aanvraag. Hoewel de energieprijzen momenteel zouden zorgen voor hoge inkomsten lukt het niet om de lening voor dit project rond te krijgen. Het wordt niet gerealiseerd.