Ik kan de naam en formule van de volgende samengestelde ionen uit mijn hoofd noemen: hydroxide, nitraat, carbonaat, sulfaat, fosfaat, acetaat/ethanoaat en ammonium.

Ik kan beschrijven waarom en hoe enkelvoudige metaal- en niet-metaalionen gevormd worden.

Ik kan uitleggen wanneer bij zouten een stroomgeleiding kan plaatsvinden.

Ik kan verhoudingsformules opstellen uitgaand van een zoutnaam en met Binas..

Ik kan de naamgeving bij zouten toepassen, gebruik makend van Romeinse cijfers (indien nodig).

Ik kan op deeltjesniveau uitleggen (met behulp van een tekening) hoe positieve en negatieve ionen door watermoleculen omringd worden.

Ik kan een oplosvergelijking en indampvergelijking voor een zout noteren.

Ik kan met behulp van Binas en de triviale naam de formule van sommige oplossingen geven (o.a. natronloog, kaliloog, kalkwater, barietwater).

Ik kan met behulp van Binas 45 een reactievergelijking voor de reactie van bepaalde zouten (o.a. Na2O en CaO) met water opstellen.

Ik kan met behulp van Binas 65 de kleur van bepaalde zouten of ionen bepalen.

Ik kan beschrijven wat een dubbelzout is.

Ik weet wat een zouthydraat (kort: hydraat) is en kan de juiste formules hiervoor gebruiken.

Ik kan in een reactievergelijking laten zien wat bij het verhitten en het oplossen van een zouthydraat gebeurt.

Ik ken drie verschillende manieren om de concentratie van een stof in een oplossing te noteren: gehalte, molariteit en massapercentage.

Ik kan uitgaande van de formule van een stof en een gegeven aantal gram of mol een concentratieberekening uitvoeren.

Ik kan rekenen aan verdunningen van zoutoplossingen.